Dit vlinderblog wordt al geruime tijd niet meer bijgewerkt omdat ik ervoor gekozen heb per vlindersoort een informatieve pagina te maken. Zie VLINDERINFORMATIE en kies de vlindersoort.
0 Comments
Het gentiaanblauwtje is zeldzame en bedreigde blauwtjessoort die van vochtige heide houdt en gedurende het rupsenstadium in symbiose leeft met steekmieren. In Nederland komt het gentiaanblauwtje slechts beperkt voor en door de afhankelijkheid van steekmieren is de soort zeer kwetsbaar. Vijftien jaar terug heb ik voor het eerst kennis gemaakt met het gentiaanblauwtje; ergens in mijn kast met dia's rusten de opnames. Ik weet nog dat een mooi exemplaar in het web van een wespenspin gevangen zat. Pas tien jaar later werd ik door een goede vriend getipt over een kleine populatie op de hei. In 2009 was ik op de hei voor een ander doel toen er een gentiaanblauwtje aangevlogen kwam en ging rusten. Vanaf die dag ben ik jaarlijks naar deze plek teruggekeerd. Het gentiaanblauwtje in zijn leefgebied midden op de hei waar klokjesgentianen groeien.
Als de mini rupsjes uit het eitje komen dringen ze meteen de bloemknop in om zich binnenin van het vruchtbeginsel te voeden. Na een dag of tien vreet de rups zich weer naar buiten en laat zich op de grond vallen met het doel om door de mieren mee het rupsennest in genomen te worden. De mieren nemen de rupsen mee omdat deze perfect een mierenlarve imiteren en een zoetige vloeistof afscheiden waar de mieren dol op zijn. In ruil voor de lekker zoete vloeistof voeden de mieren de rups en kan deze onder de grond overwinteren. Pas in het late voorjaar erop, als de rups groot genoeg is gaat deze in het mierennest verpoppen. Begin juli komt de pop in het mierennest uit en moet de verse vlinder 'rennen' voor zijn leven omdat de mieren hem als indringer en voedsel beschouwen. Elk gentiaanblauwtje dat in juli/augustus over de hei fladdert heeft dus voor een groot deel van de levenscyclus in een mierennest onder de grond geleefd. Wat is de natuur toch wonderbaarlijk mooi en creatief! 13 juli 2014: Op de mij bekende plek waar ik jarenlang van een kleine populatie van het gentiaanblauwtje heb mogen genieten zijn geen klokjesgentianen meer te vinden. Vorig jaar waren de planten al bijna verdwenen en heb ik geen vlinder meer gevonden. Dit jaar heb ik geen enkele plant meer kunnen vinden en dat terwijl er een paar jaar terug toch tientallen stonden. Het plekje is te droog geworden voor de waardplanten. Gelukkig zijn er nog andere gebieden waar het gentiaanblauwtje vliegt en waar ook het beheer op deze vlindersoort is aangepast (kleine stukjes worden geplagd zodat de zaden van de klokjesgentiaan beter kunnen kiemen). Op een nieuwe plek heb ik diverse klokjesgentianen en gentiaanblauwtjes kunnen vinden: 18 juli 2014: 5 dagen later opnieuw het 'nieuw' ontdekte gebied bezocht en slechts een paar blauwtjes kunnen vinden. Helaas was ook in dit kleine gebiedje goed te zien dat er al meer (vlinder)fotografen geweest waren en dat ook hier het e.e.a. was platgetrapt waaronder een paar laag groeiende gentianen met eiafzet.
Het boomblauwtje is aan de onderkant zilvergrijs en fladdert als geen andere soort langs struiken en lage bomen. Het boomblauwtje is in Nederland een algemene vlinder die zowel bij struwelen in bossen, tuinen en parken kunt vinden als ook in heidegebieden.
De eikenpage is een kleine page die tot de familie van de blauwtjes behoort en die gedurende de zomermaanden in de kronen van eikenbomen te vinden is. Hij wordt als 'schaars' omschreven omdat deze vlindersoort slechts beperkt afdaalt naar een bloemenwei of drinkplaats op de grond en een ontmoeting met de eikenpage niet alledaags is. Plaatselijk, op een hoogte van ongeveer 15 meter, komt de eikenpage echter veel voor. Vanuit mijn werkbureau op de derde verdieping kijk ik tegen oude eikenbomen aan en vanaf halverwege juni is het een druk gefladder, tientallen eikenpages per boom vliegen op, jagen elkaar weg of zorgen voor het nageslacht. En nageslacht is er rijkelijk. In het voorjaar van 2009 liep ik op onderstaand pad waar de snoeisporen nog duidelijk zichtbaar waren en waar de afzaagde takken naast het pad waren neergelegd.
Begin april was het zover, de een na de andere rups werd geboren en het was een hele uitdaging om met de loeplens foto's van het uitkomen te maken. Met sluitertijden van een paar seconden zijn slechts een paar opnames gelukt.
Nog een of twee dagen werd er van het verse eikenblad gegeten en daarna gingen de volgroeide rupsen in rusthouding om vervolgens begin mei tussen oud blad te verpoppen. Afhankelijk van de temperaturen kwamen bijna alle poppen na twee tot drie weken uit. De mannetjes zijn met open vleugels schitterend blauw en de vrouwtjes bruin met op de voorvleugel een blauwe/paarse vlek (links dus het mannetje, rechts het vrouwtje). Alle uitgekomen vlindertjes zijn de vrijheid tegemoet gevlogen en hebben op de eikenbomen in de buurt voor nieuw nageslacht gezorgd. Met warm weer komt er soms een exemplaar naar beneden om te drinken van geknoeid water op de stoep. Met open vleugels echter heb ik ze na 2009 niet meer kunnen waarnemen. Eind 2012 was ik aan het wandelen in een heidegebied en zag ik dat de eikenbomen die naast een pad stonden gesnoeid waren....opnieuw vond ik onmiddellijk een eitje van de eikenpage......het zou mij niets verbazen als de eikenpage de meest voorkomende vlinder van Nederland is!
De dagpauwoog is een zeer algemene vlinder in Nederland en dankzij zijn opvallende oogvlekken op alle vier de vleugels zeer herkenbaar. De dagpauwoog overwintert als vlinder op een koele plaats en komt in het voorjaar als een van de eerste weer tevoorschijn.
De basiskleur aan de binnenzijde is donkerrood maar in de oogvlekken zitten alle kleuren van de regenboog. Zodra de vlinder in gevaar is of denkt te zijn, wappert hij met zijn vleugels en verjaagt hij menige vogel dankzij de oogvlekken. Ik vind het zeer fascinerend te bedenken dat de evolutie ervoor gezorgd heeft dat je als vlinder met oogvlekken betere overlevingskansen hebt. Onder een vlinderstruik lagen diverse vlindervleugels die de koolmees niet hoefde......de vlinderschubben en het kleurenverloop van de oogvlek zijn nog goed zichtbaar. Gefotografeerd met de MP-E 65 mm van Canon. Wat is de natuur toch vindingrijk! 18 augustus 2014: Aan de rand van de ponywei zeker twee nesten met rupsen van de dagpauwoog gevonden waardoor er zeker tegen de 200 rupsen zitten; een nest omvat bijna volgroeide rupsen en het andere nest rupsen in het tweede of derde stadium. Omdat de dagpauwoog als vlinder overwintert zal een deel van deze rupsen (welke de vijanden & bedreigingen overleven) over ongeveer drie weken ontpoppen. Dacht ik eerst nog dat er niet zoveel rupsen geparasiteerd waren zo bleek het tegendeel waar....uit een groot deel van de poppen kwamen larven van de sluipwesp gekropen. Via een soort slijmspoor treden ze uit de pop en laten zich vervolgens op de grond vallen om te veranderen in een zwarte cocon.
Het bont zandoogje is een van de vlindersoorten die in verspreiding en aantallen is toegenomen de laatste jaren en waarmee het dus goed gaat. De kleur is bruin met een geeloranje vlekkenpatroon met drie zwarte oogvlekken aan de binnenzijde van de ondervleugel en één in de vleugelpunt van de bovenvleugel. De vleugellengte is 19 tot 22 mm.
Het bont zandoogje is vooral bij bosranden en open bossen te vinden maar komt ook veel in tuinen en parken voor, als er maar wat hogere struiken staan.
De kleine parelmoervlinder is een oranje vlinder met zwarte stippen en een vleugellengte van 19-23 mm en een opvallende hoekige vleugelvorm; het uiteinde van de achtervleugel loopt in een rechte lijn. Aan de onderzijde van de achtervleugel heeft de kleine parelmoervlinder grote ovale parelmoerkleurige vlekken. De kleine parelmoervlinder was vroeger een zeer algemene vlinder in Nederland. Door intensieve landbouw, de inzet van bestrijdingsmiddelen en de afname van braakliggende akkers is deze soort flink achteruit gegaan.
Het donker pimpernelblauwtje is een uiterst zeldzame en kwetsbare vlinder die in 1990 samen met het pimpernelblauwtje werd geherintroduceerd; helaas heeft de populatie van het donker pimpernelblauwtje geen stand kunnen houden. In 2001 heeft het donker pimpernelblauwtje zich spontaan in het Roerdal gevestigd echter is de populatie klein en kwetsbaar wat maakt dat de soort met uitsterven bedreigd is. Ook dit blauwtje heeft een aantal eisen wat zijn leefgebied betreft welke helaas steeds zeldzamer worden. In Nederland heb ik het donker pimpernelblauwtje niet opgezocht omdat de plekken veel te kwetsbaar zijn. In Zuid-Duitsland heb ik deze vlindersoort eindelijk kunnen vinden omdat daar nog diverse beekdalen te vinden zijn die vol staan met de waardplant, zijnde de grote pimpernel (Sanguisorba officinalis).
De ontpopping vindt daarom meestal in de nacht tot vroege ochtend plaats omdat de mieren dan nog minder actief zijn. Het donker pimpernelblauwtje staat net als het pimpernelblauwtje als ernstig bedreigd op de Rode Lijst. Bescherming, een juist beheer en het in stand houden van geschikte leefgebieden zijn noodzakelijk om deze soort te behouden of te laten terugkeren.
Het pimpernelblauwtje is een zeer zeldzame en kwetsbare vlinder die in Nederland slechts op één plek voorkomt nadat het in 1990 met succes werd geherintroduceerd. Net als het gentiaanblauwtje, waar het pimpernelblauwtje enige gelijkenis mee vertoont, is ook dit blauwtje afhankelijk van een geschikt leefgebied met voldoende waardplanten en een bepaalde mierensoort.
Dankzij de herintroductie in 1990 komt het pimpernelblauwtje in Nederland voor. Wel dient opgemerkt te worden dat dit slechts in één gebied is welk zeer kwetsbaar is. Elk jaar reizen vele (vlinder)fotografen naar deze 'bekende' plek en elk jaar wordt er veel leefgebied platgetrapt. Graag wil ik deze mooie vlindersoort vaker fotograferen dus aan een ieder die erheen gaat het verzoek om op het pad te blijven. Naast het pad zijn al vele vlinders te vinden en het is helemaal niet nodig dwars door de vegetatie te lopen.
Het groot koolwitje is een zeer algemene vlinder met een vleugellengte van 28 - 32 mm die overal in Nederland voorkomt en die grote afstanden kan afleggen. De basiskleur van de vlinder is wit en zowel het mannetje als ook het vrouwtje hebben een zwarte voorvleugelpunt. Het vrouwtje heeft daarnaast nog twee grote zwarte vlekken op de bovenkant van de voorvleugel.
Qua vleugeltekening lijkt het groot koolwitje veel op het klein koolwitje echter is de zwarte vleugelpunt bij het groot koolwitje zwarter/donkerder en als je ze naast elkaar zou zien is het verschil in grootte opmerkelijk.
|
VLINDERBLOGDit blog wordt NIET meer bijgewerkt. Per vlindersoort heb ik een informatieve pagina gemaakt die regelmatig wordt bijgewerkt. ZIE VLINDERINFORMATIE en kies dan de soort. Vlindersoorten
All
|