Pimpernelblauwtje - Phengaris teleius
Het pimpernelblauwtje heeft een vleugellengte van ongeveer 17 mm. De vleugelbovenzijde is helder donkerblauw waarbij het vrouwtje grotere zwarte vlekken en een bredere zwarte band heeft dan het mannetje. De onderzijde van de vleugels is lichtbruin met twee rijen zwart vlekken.
|
Het pimpernelblauwtje is een zeer zeldzame en kwetsbare vlinder die in Nederland slechts op één plek voorkomt nadat het in 1990 met succes werd geherintroduceerd. Net als het gentiaanblauwtje, waar het pimpernelblauwtje enige gelijkenis mee vertoont, is ook dit blauwtje afhankelijk van een geschikt leefgebied met voldoende waardplanten en een bepaalde mierensoort.
Na het uitkomen voeden de jonge rupsjes zich met bloempjes van de waardplant. Als de rupsen ongeveer 3 tot 4 weken oud zijn laten ze zich op de grond vallen in de hoop door de moerassteekmier te worden meegenomen naar het nest.
De mieren voeden zich van de zoete stof die de rups van het pimpernelblauwtje uitstoot. De overwintering vindt onder de grond in het mierennest plaats en in juni van het jaar erop verpopt de rups in het mierennest om een paar weken later als vlinder het nest te verlaten.
Vroeg in de ochtend, als de mieren nog rusten, verschijnen de vlinders. Ze voeden zich met nectar van verschillende bloemen maar meestal zijn ze wel op of rondom de waardplant te vinden. Het pimpernelblauwtje is zeer honkvast, dat wil zeggen dat ze in het gebied blijven waar ze zich ontpopt hebben en geen grote afstanden afleggen. Het leefgebied zijn vochtige, voedselarme hooilanden en of beekdalen met waardplanten en mieren en met een open karakter. |
De waardplant van het pimpernelblauwtje is de grote pimpernel (Sanguisorba officinalis). De vlinders vliegen van eind juni/begin juli tot half augustus in één generatie. De eitjes worden op het bloemhoofd van de waardplant afgezet die in de buurt van een mierennest groeit.
De rups van het pimpernelblauwtje voedt zich in het mierennest van het mierenbroed waardoor vaak de mieren het nest verlaten. De rups kan enige tijd zonder voedsel overleven totdat er nieuwe mieren in het nest komen.
|
Gebieden die geschikt zijn voor het pimpernelblauwtje moeten strikt beschermd worden en mogen niet gemaaid worden tussen half juni en half september. Dankzij de herintroductie in 1990 komt het pimpernelblauwtje in Nederland voor. Wel dient opgemerkt te worden dat dit slechts in één gebied is welk zeer kwetsbaar is. Elk jaar reizen vele (vlinder)fotografen naar deze 'bekende' plek en elk jaar wordt er veel leefgebied platgetrapt. Graag wil ik deze mooie vlindersoort vaker fotograferen dus aan een ieder die erheen gaat het verzoek om op het pad te blijven. Naast het pad zijn al vele vlinders te vinden en het is helemaal niet nodig dwars door de vegetatie te lopen.