Kleine vos - Aglais urticae
De kleine vos is een oranje/roodbruine vlinder met een vleugellengte van 22 - 25 mm. Op de voorvleugel bevinden zich enkele zwarte en lichte vlekken en op de ondervleugel langs de vleugelrand een rij met blauwe maanvlekken. De kleine vos is een zeer algemene vlinder in Nederland die overal voorkomt.
|
De kleine vos komt op diverse plaatsen waar voldoende nectar te vinden is voor. De waardplant is de grote brandnetel. Ondanks dat de grote brandnetel overal voorkomt heeft de kleine vos voorkeuren. Zo is het mij opgevallen dat ik alleen rupsennesten vind op jonge brandnetel en een niet te grote (oude) groep. Daarnaast heeft de kleine vos een sterke voorkeur voor brandnetelen die vrij staan, vaak naast een wandelpad.
Pas als de rupsen bijna volgroeid zijn gaan ze solitair leven en op zoek naar een plek om te verpoppen. In tegenstelling tot andere vlindersoorten zoek de kleine vos niet lang naar een geschikte verpoppingsplek waardoor de eigen waardplant vaak gekozen wordt.
Na ongeveer twee weken komt de vlinder uit de pop. In het algemeen is er bij de kleine vos sprake van twee generaties per jaar. De vlinder wordt echter bijna het gehele jaar door waargenomen; soms al op zonnige winterdagen in februari! |
Afhankelijk de temperaturen worden de eerste en meeste eitjes midden tot eind april gelegd; maar ook in september en oktober heb ik nog rupsennesten (die wel kleiner waren wat aantallen betreft) gevonden. De jonge rupsen zijn donker van kleur en lijken de eerste dagen sterk op de rupsen van de dagpauwoog. De rupsen leven het grootste deel van dit stadium in een soort nest bijeen. Ze zijn makkelijk te vinden omdat de kaalslag die zijn aanrichten aan de brandnetelplant onmiddellijk te herkennen is.
|
De kleine vos overwintert als vlinder en zoekt daarvoor meestal een koele en donkere plekken op zoals garages, kelders, andere gebouwen, grotten, holle bomen of tussen opgeslagen hout. Om te kunnen overwinteren hebben ze een grote energievoorraad nodig .